Globalisering: 50 tinten technocraat

DEEL
22 maart 2015

Globalisering: 50 tinten technocraat

Toen ik net bij de Algemene Rekenkamer werkte, dat was begin van deze eeuw, kreeg ik snel door dat ik me op woensdagochtenden schuil moest houden voor bureauchef Karel. Die had dinsdagmiddag directieoverleg en daar werden de taken verdeeld. Hij moest vervolgens de klussen verdelen onder zijn mensen van ons bureau. “Heeft Karel je dat in je maag gesplitst?”, vroeg een door de wol geverfde collega toen ik in mijn tweede week enthousiast tijdens de koffiepauze vertelde dat ik iets zou gaan doen met RWTs (Rechtspersonen met een Wettelijke Taak). Weer wat geleerd!

door Robert Went

Ik dacht dus weer de klos te zijn toen Karel met zijn bekende “En hoe gaat het met Robert?” mijn kamer binnen kwam stormen. Maar dat bleek heel anders uit te pakken. Hij schoof een papier onder mijn neus met een interne vacature van de internationale afdeling. “Kijk, echt iets voor jou!” Een internationaal project, stribbelde ik tegen: ik werk nog niet lang hier, is dat niet wat snel?. En toen ik zag wat voor project het was, gingen mijn haren recht overeind staan.

In het hol van de leeuw

De Rekenkamer controleerde de boeken van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), en voor dat team zochten ze een nieuwe medewerker. De WTO, ik?! Daar schreef ik als anders-globalist buiten werktijd kritische artikelen over. Naar de WTO, ik? Dat is een van de cheerleaders van neoliberale globalisering? Waarom zou ik de boeken gaan controleren bij de WTO? – steen des aanstoots voor veel ontwikkelingslanden, die hun grenzen voor handel uit rijke landen moeten openen en meer beleidsruimte (policy space) willen om de eigen economie te ontwikkelen. Wat had ik te zoeken bij de WTO die in 1999 in Seattle een top organiseerde die door 40.000 vakbondsleden, activisten en burgers was verstoord – in de Battle in Seattle – omdat ze geen oog had voor de sociale gevolgen van handelsliberalisering.

“Dat weet ik toch, je legt de stukken die je daarover schrijft in mijn postvakje’, zei Karel toen ik hem daar op wees. En dat ik niet van plan was met kritisch schrijven te stoppen, was ook geen enkel punt. “Wij maken zelf uit wie we sturen, en jij mag schrijven wat je wil. Je bent een professional dus dat kun je scheiden.” Sterk vond ik dat wel, zoveel vertrouwen. Er was over nagedacht: “Jij schrijft een proefschrift over globalisering waar je weinig van moet hebben. We hebben het er in het directieoverleg over gehad, en dit is je unieke kans om zelf eens te gaan kijken in Genève hoe het er daar aan toe gaat.” Na een paar nachten onrustig slapen en een gesprek met de projectleider was ik om. Waarom niet eigenlijk? En zo ging ik een paar keer een week met drie collega’s naar de WTO om de inkomsten en uitgaven te controleren. Dat was een heel leerzame ervaring – nogmaals bedankt Karel!

Handel is toch altijd goed?

Ik kwam af en toe een week bij de WTO in de tijd waarin daar veel werd vergaderd en gepraat over de vraag waar ze de volgende mondiale top zouden organiseren. Diverse mensen vertelden off the record dat ze niet meer naar een WTO-top toe durfden te gaan, ook al was het hun werk, want ze hadden kinderen en wilden geen enkel risico lopen. De angst zat er bij sommigen goed in: er was ook een probleem met vertalers, die moeilijk te vinden waren voor zo’n gevaarlijke klus. Uiteindelijk is daarom heel lafhartig gekozen voor een top in Doha. Daar kun je als activist alleen maar komen als je geld hebt. En daar lopen WTO-technocraten geen gevaar, maar demonstranten.

Wat me in gesprekken met medewerkers van de WTO vooral opviel, was dat zij vrijwel allemaal, van hoog tot laag, compleet verrast waren door de protesten tijdens de top in Seattle. Ze hadden totaal niet het idee met iets bezig te zijn dat omstreden was, laat staan – dat maakten sommige activisten er van – met iets dat sinister was. De WTO is er om handel zo veel mogelijk te faciliteren en bevorderen, wie kan daar nou tegen zijn? – dat kreeg ik vaak te horen. WTO-medewerkers waren er trots op dat ze daar werkten. In hun perceptie droegen ze bij aan een betere wereld. Vrijhandel is immers goed, dat had een van de eerste grote economen, David Ricardo, al aangetoond?!

Nou, daar kwamen ze in Seattle snel achter. Het verhaal over de ‘comparatieve voordelen’ van Ricardo, dat sommige niet-economen zich misschien nog herinneren uit de schoolboekjes, hangt aan elkaar van de aannames. En zijn veel aangehaalde voorbeeld over de handel tussen Portugal (wijn) en Engeland (textiel) bleek empirisch niet houdbaar: in een proefschrift is gereconstrueerd dat niet beide landen profiteerden van deze handel, maar vooral Engeland. En handelsliberalisering heeft ook vaak negatieve sociale gevolgen, al dan niet tijdelijk. De welvaartswinst door meer handel is groter dan het verlies voor mensen die er hun baan door kwijt raken, is de standaardreflex van economen en beleidsmakers. Maar zoals Nobelprijswinnaar Stiglitz onlangs nog weer eens memoreerde: in de praktijk worden de verliezers zelden of nooit gecompenseerd.

Rare oom

In zijn nieuwe boek over de financiële sector schrijft Joris Luyendijk enigszins verbaasd, dat de zakenbankiers die hij te spreken kreeg geen monsters waren, “maar gewone mensen.” Ik had bij de WTO dezelfde ervaring. Ik ging er zeker de eerste keer een beetje geharnast naar binnen, met het vast voornemen low profile te blijven. Maar dat was snel over. Er gebeurt binnen het prachtige WTO-kantoor eigenlijk niet zo veel spannends. En er werken veel slimme en vaak ook aardige mensen, waar je soms ook heel goed een open gesprek mee kan voeren. Later heb ik datzelfde ervaren tijdens WRR-dienstreizen naar het IMF, de Wereldbank, de OESO, de VN, en andere internationale organisaties.

Je vindt bij deze internationale technocratieën niet heel veel rare ooms en tantes, althans niet meer dan elders. En er worden – maar dat kan ik eigenlijk niet echt weten natuurlijk – ook geen complotten tegen de mensheid georganiseerd. Er wordt vaak hard gewerkt door betrokken mensen die inhoudelijk van de hoed en de rand weten. En die ook (zelf)kritisch over hun eigen organisatie en eerdere rapporten en standpunten kunnen zijn, mits ze daar politiek de ruimte voor krijgen. Dat zie je bijvoorbeeld aan het IMF onder Lagarde, waar recentelijk kritische studies vandaan komen over de gevolgen van ongelijkheid, en over vakbonden die te zwak zijn geworden.

Zo is de WTO, kampioen van de vrijhandel, later samen met de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) zelf studies gaan doen naar de nadelen en verliezers van vrijhandel. En in het vorig jaar verschenen boek over de geschiedenis van de WTO wordt geconstateerd dat geen enkel land zich altijd aan alle regels houdt die gelden voor internationale handel. Daar wordt verder niet moeilijk over gedaan, dat is een fact of life en het zal ook niet snel (of nooit) veranderen. Ook bij de cheerleaders van globalisering is inmiddels een beetje doorgedrongen dat de huidige wijze van globaliseren verre van ideaal is.

Schuivende panelen

Het is fascinerend om te zien hoeveel onderzoek de laatste tijd komt uit het IMF, de OESO, de Wereldbank en andere internationale organisaties waarin heilige huisjes en axioma’s van de dominante economische logica ter discussie worden gesteld. Over ongelijkheid; over ‘one size fits all’ beleid (zoals in de inmiddels beruchte ‘Washington consensus’); over kapitaalcontroles (die werden in 1997 bijna verboden in de IMF statuten, maar mogen weer); over industriepolitiek (dat is weer reçu, mits het intelligent gedaan wordt); over flexibilisering en privatisering (daar is vaak veel te simpel over gedacht); over vakbonden (die moeten niet zwak worden want dan wordt de ongelijkheid groter), enzovoorts. Internationale organisaties zijn geen gesloten bolwerken met in steen gegoten beleid, maar kunnen veranderen. Dat gaat velen – ook mij – vaak veel te langzaam, maar toch.

Dat heb ik geleerd in de 20 jaar waarin ik globalisering probeer te volgen en analyseren, en ik werd er persoonlijk mee geconfronteerd in de marge van controles die ik hielp uitvoeren bij de WTO. Het loont dan ook de moeite te volgen wat zich in die organisaties afspeelt, en wat er uit komt. Vreemd genoeg is dat nog helemaal geen usance, ondanks al onze verhalen over Europa en globalisering. Zo sprak ik laatst een collega econoom op een ministerie die constateerde dat zij daar eigenlijk veel te weinig doen met wat uit de OESO en andere internationale organisaties komt.

Ik werk bij de WRR, en dan weet je dat wetenschap soms kan bijdragen aan verandering. Maar dat geldt ook voor sociale bewegingen, voor politiek, voor bedrijven, voor internationale technocratieën, voor sommige boeken, of voor een item op de TV. Dat is lastig: je moet eigenlijk “alles” in de gaten houden als je wil begrijpen hoe de wereld zich ontwikkelt. Dat kan natuurlijk niet, dus iedereen specialiseert zich en volgt het ene meer dan het andere. Maar breed kijken met zo min mogelijk dogma’s – dat helpt vind ik.

Globalisering voor de massa

Ik ben al bijna 20 jaar met globalisering bezig, dus toen Hella Hueck (RTL) en ik een lijstje gingen maken met onderwerpen voor longreads in onze serie over de Economie van Overmorgen, was ik het er snel mee eens dat we “eigenlijk niet om globalisering heen kunnen.” Dat is, dat weet ik ook, geen vanzelfsprekendheid. Want terwijl ik al jaren “alles” over globalisering volg, moet Hella van hele goede huize komen om iets over dat abstracte onderwerp in het Nieuws te krijgen. Waar ik direct afhaak bij alles dat over pensioenen gaat (nooit wat van begrepen, laat ik aan anderen over) of over beurskoersen (irrelevant voor de reële economie), haakt zo ongeveer 99 procent van Nederland af bij items over de ver van mijn bed show die ‘globalisering’ heet.

Onze niet eenvoudige uitdaging was dus deze keer om een verhaal over globalisering te maken waar “gewone mensen” niet direct bij afhaken, en “experts” niet gelijk over gaan roepen dat het simplistische onzin is. Of dat gelukt is kun je zelf bepalen. Door veel te (her)lezen, linkjes en gedachten te mailen, te bellen, en af en toe met een goed glas bier, hebben we daar de afgelopen weken aan gewerkt. Met veel plezier en vanuit onze verschillende achtergrond hebben we van die samenwerking ook nu weer veel geleerd. Gaandeweg ontstond een nieuw verhaal dat we allebei nog niet eerder zo verteld hebben, en ook nooit zelfstandig hadden kunnen maken. Je vindt dat stuk hier.

We gaan er deze keer ook een bijeenkomst over organiseren in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. Minister Ploumen doet mee, en je bent ook welkom. De toegang is gratis.

Video

Pet Shop Boys – Your funny uncle (1991)