Technologie overkomt je niet: steeds slimmere machines veranderen ons leven, maar we bepalen zelf hoe

DEEL
25 augustus 2016

Technologie overkomt je niet: steeds slimmere machines veranderen ons leven, maar we bepalen zelf hoe

Artikel voor komend themanummer over technologie van IDEE, tijdschrift van de Hans van Mierlo Stichting, wetenschappelijk bureau van D66

 

“Germany wants a ‘black box’ in any car with self-driving features.” “Deze robot komt je redden.” En “The future is looking up for insurance companies and drones.” Het is nog niet eens 10 uur op de mooie zomerse dag waarop ik dit artikel schrijf, maar ik heb op twitter en in de krant al drie artikelen gelezen over ‘robots’. Er gaat geen dag voorbij zonder nieuws over computers of robots die weer iets nieuws kunnen. Of over beroepen die bedreigd zouden worden met uitsterven doordat ‘robots’ het werk overnemen. Wat is hier aan de hand, en wat moeten we er mee?

‘Robots’

Ik heb ‘robots’ nog even tussen aanhalingstekens gezet, om te benadrukken dat het om veel meer gaat dan de robot die we uit films en sciencefictionliteratuur kennen. Die robot wordt traditioneel verbeeld als een hoekige, ijzeren pop die – al dan niet pratend met een blikken stem – fabrieken, huiskamers en ziekenhuizen binnen rijdt of loopt. Inmiddels zijn er ook al menselijke varianten waargenomen, zoals in de spannende Zweedse serie Real Humans, die ik eerlijk gezegd ook wel een beetje verontrustend vond. De hubots die daarin voorkomen zijn hun tijd nu nog ver vooruit, en laten zien dat er meer in ontwikkeling is dan de vertrouwde blikken robot.

Robots zijn de meest recente uiting van de opkomst en diffusie van ict, met een potentieel grote impact op de arbeidsmarkt. Het gaat nu allemaal nog niet zo hard, maar hoe groot die impact gaat zijn op termijn en met welke snelheid dat zal gaan, dat weet natuurlijk niemand (zie Went et al 2015). Fabrieksrobots vormen maar een deelgebied binnen veel bredere ontwikkelingen. De term ‘robots’ doelt behalve op fysieke robots ook op algoritmes, op technologieën als ‘softbots’, op kunstmatige intelligentie (KI), op sensornetwerken, op data analytics, en op alle mogelijke onvoorspelbare combinaties in de toekomst van dit alles met andere technologie (nanotechnologie, gentechnologie, etc.). Sterk in de aandacht staat ook het Internet of Things, het robotinternet dat straks alles met alles verbindt. Het internet wordt daardoor als het ware uitgebreid met zintuigen (sensoren) en handen en voeten (actuatoren). Dankzij machineleren en kunstmatige intelligentie wordt het internet ook ‘slim’.

Wie ‘robots’ zegt heeft het dus al lang niet meer alleen of op de eerste plaats over industriële of dienstenrobots. Daar zijn er wereldwijd en ons eigen land nog niet zo veel van, hebben we in onze WRR-verkenning De Robot de Baas laten zien (Went et al 2015). We praten tegenwoordig over ‘robots en andere machines’ in wat ‘het tweede machinetijdperk’ genoemd is. De kern hiervan is dat een nieuwe fase in de digitalisering en automatisering is ingeluid. Niet langer is alleen fysieke arbeid te automatiseren. Mentale arbeid wordt deels ook te digitaliseren en automatiseren dankzij snellere rekenkracht van chips, verbeterde sensoren, big data, en ‘uitvoer’-technologie waarmee van alles tot stand gebracht kan worden (zoals 3D-printers en de ‘echte robots’).

Alweer een ‘Vierde Industriële Revolutie’

Het World Economic Forum (WEF), waarop jaarlijks in Davos ministers, CEOs en opinieleiders samenkomen om de toestand in de wereld door te nemen, heeft altijd een fijne neus voor trends en marketing. De beschreven ontwikkelingen (en nog veel meer) werden daar dit jaar aan elkaar geplakt tot wat met veel bombarie de ‘vierde industriële revolutie’ genoemd werd. Dat is, met alle respect, een betekenisloze term die al meer dan 75 jaar met een zekere regelmaat gebruikt wordt. Het WEF deed echter haar uiterste best to make the case that this coming revolution is somehow more new, more different, and more threatening than any we have previously experienced. But its justifications are the same as they have always been and in fact are simply characteristics of technological revolutions in general” (Garbee 2016).

Het risico van zulke sweeping statements is dat nieuwe technologie die ontwikkeld wordt als een fataliteit wordt gezien. Als iets wat over ons heen rolt of we het willen of niet, en waar we ons slechts aan kunnen aanpassen. Maar de geschiedenis laat nou juist zien dat de opkomst van general purpose technologieën – denk aan de stoommachine, electriciteit en ICT – met potentieel grote implicaties voor hoe we leven en werken, veel tijd kost en altijd met politieke en sociale strijd gepaard gaat. Ondernemers en hun organisaties hebben meestal de sterkste positie om nieuwe trajecten van technologie en de relevante reguleringsregimes te beïnvloeden, schrijven Chris Freeman en Francisco Louçã (2001) in hun geschiedenis van industriële revoluties. En logischerwijs reageren werkenden en vakbonden in de regel vooral op nieuwe technologische en organisatorische veranderingen. Maar “this is not to say that any group, organization, or class has a clear idea of how a particular technology will evolve (…) Uncertainty characterizes the evolution of any new constellation of innovations, and the ultimate outcome is not quite what anyone specifically intended in the early days.”

Analoge complementen

Technologie kan de wereld veranderen, ten goede en ten kwade. Of dat gebeurt en hoe dat gebeurt, hangt niet (alleen) af van een specifieke technologie maar veel breder van de manier waarop daarmee omgegaan wordt. Digitale technologie op zichzelf verandert de wereld niet, daarvoor zijn – in de woorden van de Wereldbank (2016) – analoge complementen nodig: wet- en regelgeving, instituties, en onderwijs en vaardigheden. Technologische revoluties raken de sociale, politieke en culturele weefsels van de samenleving en zetten die onder druk. Je kunt de huidige en komende veranderingen dan ook niet begrijpen zonder breed institutioneel, sociaal, politiek en cultureel te kijken naar de spanningen en weerstand die dat oproept, en de obstakels bij veranderingen (Perez 2002).

In zijn prachtige boek – dat ‘alle’ economen en ook veel beleidsmakers lezen – over waarom de economische groei sinds de jaren 1970 stagneert in de V.S., laat Robert Gordon (2016) zien hoe technologische veranderingen in de periode 1870-1970 het leven van alle mannen en vrouwen in de V.S. totaal veranderde. En wat er allemaal voor nodig was om zover te komen. Een nieuwe algemeen toepasbare technologie kan opnieuw tot een lange periode met hoge groei en toenemende welvaart leiden. Maar uit de rijke literatuur over lange golven met hoge groei weten we dat daarvoor nieuwe verhoudingen nodig zijn. Tussen kapitaal en arbeid: wat is bijvoorbeeld voor het poldermodel de storyline die past bij de veranderende economie en nieuwe technologie (Keune 2016)? Tussen consumptie en investeringen: welke nieuwe diensten en goederen willen consumenten afnemen (gaan we straks echt allemaal in een zelfrijdende auto zitten?), hoe is daar geld mee te verdienen, en wat voor private en publieke investeringen zijn daarvoor nodig? Tussen de uit zijn voegen gegroeide financiële sector en de reële economie. En tussen zich in verschillende tempo’s ontwikkelende landen en regio’s in een functionerende internationale orde (Freeman en Louçã 2001; Went 2002). Essentieel is ook dat standaards afgesproken worden om de nieuwe technologie te kunnen toepassen, met de bijbehorende vaardigheden, opleidingen en learning on the job voor werkenden. Dat laatste wordt nog wel eens vergeten vanuit een elite-gedreven visie op de geschiedenis, met (te) veel aandacht voor CEOs en de briljante gekke uitvinder (Bessen 2015).    

Turbulentie

De toekomst is open maar niet leeg. Wat computers, robots, hubots, kunstmatige intelligentie, drones en andere nieuwe technologische toepassingen in de toekomst gaan betekenen voor ons werk en ons leven weet niemand. Maar daar hebben we zelf invloed op. Vanuit het uitgangspunt dat iedereen beter moet worden van nieuwe technologie, stellen we in onze WRR-verkenning De Robot de Baas een inclusieve robotagenda voor met vier grote thema’s waar in elk geval betrokkenheid bij en aandacht voor nodig is van de overheid, ondernemers en vakbonden, ingenieurs, en burgers (zie hoofdstuk 2 in Went et al 2015).

Het getal dat het meest genoemd wordt in artikelen en bijeenkomsten over de gevolgen voor robots en digitalisering voor werk is ‘47%.’ Volgens een veel geciteerde studie is dat de hoeveelheid banen die binnen tien tot twintig jaar overgenomen kan worden door robots (Frey en Osborn 2013). Op dat rapport is sinds het verscheen veel kritiek gekomen. We gaan namelijk vooralsnog vooral meer samen met machines werken, in plaats van dat machines onze hele baan overbodig maken (Davenport en Kirby 2016). Dat laatste gebeurt ook wel, maar de OESO berekende dat het daarbij de komende twee decennia niet om 47% maar om 9% van de bestaande banen zou kunnen gaan (Arntz et al 2016). Dat is natuurlijk vervelend voor iedereen die daardoor werk verliest waar hij of zij aan gehecht is, maar met goed beleid is dat op een sociale manier te doen.

Leren

Voor de toekomst van werk is eveneens van groot belang hoe de flexibilisering van de arbeidsverhoudingen zich verder ontwikkelt, en of en hoe nieuwe zekerheden voor werkenden georganiseerd worden wanneer bestaande zekerheden wegvallen. Eind dit jaar komen we daarover met een nieuwe WRR-verkenning. Daarin – dat kan ik wel vast verklappen – zullen we laten zien dat ook flexibilisering geen fataliteit is. Er zijn ook op dit brede onderwerp verschillende belangen, visioenen en agenda’s. En zoals dat eerder in de geschiedenis ook gebeurde bij nieuwe technologie met vergaande implicaties voor mens en maatschappij, wordt daar politieke en sociale strijd over gevoerd. Omdat de implicaties van innovaties, beleidsmaatregelen en wet- en regelgeving nooit helemaal goed te overzien zijn, zullen altijd onvoorziene, onbedoelde en ongewenste neveneffecten optreden. In een evolutionaire manier om beleid te maken is daarom ruimte voor experimenten, is beleid weer makkelijk aan te passen en bij te stellen, en zijn beleidsmakers eerder ‘systeem stewards’ dan sociale ingenieurs (Beinhocker 2016). Het lijkt misschien wel heel kordaat om de robotsamenleving met een paar wetsvoorstellen en subsidieregelingen te willen introduceren en bespoedigen, maar voorzichtigheid en bescheidenheid zijn op zijn plaats.

Het is daarbij van belang niet alleen van successen te leren, maar ook van alles wat mis gaat. In ons veelbesproken rapport over het toekomstig verdienvermogen van Nederland, breekt de WRR een lans voor een lerende economie (WRR 2013). Een jaar later trok Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz dat nog wat breder in een lijvig en stevig onderbouwd pleidooi voor een lerende samenleving (Stiglitz en Greenwald 2014). En hij heeft natuurlijk gelijk. De grote technologische veranderingen die nu plaatsvinden en nog komen, raken nagenoeg de hele samenleving. En het begeleiden, inkaderen en optimaal gebruiken van nieuwe technologie gaat ons allemaal aan.

(27 juli 2016)

 

Literatuur

Arntz, M., T. Gregory, en U. Zierahn (2016) The Risk of Automation for Jobs in OECD Countries: A Comparative Analysis, OECD paper, http://www.oecd-ilibrary.org/docserver/download/5jlz9h56dvq7.pdf?expires=1469002408&id=id&accname=guest&checksum=3D241602D719C9DFD5A02354206A75CF

Beinhocker, E. (2016) “How the Profound Changes in Economics Make Left Versus Right Debates Irrelevant”, Evonomics, http://evonomics.com/the-deep-and-profound-changes-in-economics-thinking/

Bessen, J. (2015) Learning by Doing: The Real Connection between Innovation, Wages, and Wealth, New Haven en Londen: Yale University Press.

Davenport, T. en J. Kirby (2016) Only Humans Need Apply: Winners & Losers in the Age of Smart Machines, New York: Harper.

Freeman, C. en F. Louçã (2001) As Time Goes By: From the Industrial Revolutions to the Information Revolution, Oxford: Oxford University Press.

Frey, C. en M. Osborne (2013) The future of employment: How susceptible are jobs to computerisation? (versie september 2013), www.oxfordmartin.ox.ac.uk/downloads/academic/The_Future_of_Employment.pdf

Garbee, E. “This Is Not the Fourth Industrial Revolution”, Slate, http://slate.me/1m0X7O2

Gordon, R. (2016) The Rise and Fall of American Growth: The U.S. Standard of Living Since the Civil War, Princeton en Oxford: Princeton University Press.

Keune, M. (red.) (2016) Nog steeds een mirakel? De legitimiteit van het poldermodel in de eenentwintigste eeuw, Amsterdam: AUP.

Perez, C. (2002) Technological Revolutions and Financial Capital: The Dynamics of Bubbles and Golden Ages, Cheltenham: Edward Elgar.

Stiglitz, J. en B. Greenwald (2014) Creating a Learning Society: A New Approach to Growth, Development, and Social Progress, New York: Columbia University Press.

Went (2002) The Enigma of Globalization: A Journey to a New Stage of Capitalism, New York: Routledge.

Went, R., M. Kremer en A. Knottnerus (red.) (2015) De robot de baas. De toekomst van werk in het tweede machinetijdperk, Amsterdam: AUP. http://www.wrr.nl/fileadmin/nl/publicaties/PDF-verkenningen/Verkenning_31_De_robot_de_baas_4-12-2015_def.pdf

Wereldbank (2016) World Development Report 2016: Digital Dividends, Washington DC: The World Bank.

WRR (2013) Naar een lerende economie: Investeren in het verdienvermogen van Nederland, Amsterdam: AUP, http://www.wrr.nl/fileadmin/nl/publicaties/PDF-Rapporten/2013-11-01__WRR_Naar_een_lerende_economie.pdf